Onlangs is de Wet variabele pensioenuitkering aangenomen, waardoor deelnemers aan een premieovereenkomst of een kapitaalovereenkomst kunnen kiezen voor een variabel, risicodragend pensioen. Deelnemers die daarvoor kiezen kunnen hun pensioen geleidelijk inkopen in een collectief, waarin ze na de pensioendatum kunnen doorbeleggen. Ook kunnen ze risico’s spreiden over de tijd. Stijn Spauwen is hoofd Pensioen & Actuariële advisering bij DSM. Voor medewerkers die meer dan € 100.000,‒ verdienen heeft DSM een beschikbare premieregeling, en Spauwen onderzocht of de nieuwe wet een verbetering betekent voor die regeling.
We voeren bij DSM een netto pensioenregeling uit, met een DC-regeling waarin gespaard kan worden. De gespaarde kapitalen kunnen vanaf tien jaar voor pensioendatum worden omgezet in een vaste uitkering. Inmiddels is het ook mogelijk om uit die kapitalen een variabele pensioenuitkering in te kopen. Onze vraag was: levert zo’n variabele pensioenuitkering voor de deelnemer veel toegevoegde waarde op ten opzichte van de vaste uitkering die hij of zij bij ons al kan inkopen?
Toegevoegde waarde variabele pensioenuitkering
Algemene onderzoeken, onder meer van Ortec Finance, toonden aan dat de variabele pensioenuitkering zeker toegevoegde waarde heeft vergeleken met de vaste pensioenuitkering zoals die bij een verzekeraar wordt uitgevoerd. Maar ook een vaste uitkering van een pensioenfonds is eigenlijk geen vaste uitkering, want die kan zowel geïndexeerd als gekort worden. Bovendien wordt die ook niet risicovrij belegd in de uitkeringsfase. Samen met Ortec Finance hebben we geprobeerd voor de netto pensioenregeling met de specifieke bestandssamenstelling en financiële positie van DSM de twee varianten – dus de variant van het pensioenfonds en de variabele pensioenuitkering – objectief te vergelijken en te zien waar de toegevoegde waarde schuilt.