In het nieuwe pensioenakkoord worden de beleggingsrisico’s verschoven naar de deelnemers. Het beleggingsbeleid moet daarom expliciet afgestemd zijn op de risicopreferentie van de deelnemers. Hiertoe moeten pensioenfondsen voortaan periodiek een risicopreferentieonderzoek onder hun deelnemers uitvoeren. Voor bestuurders van pensioenfondsen leidt dit tot heel wat hoofdbrekens. Wat als de risicopreferentie van deelnemers heel anders blijkt te zijn dan het risicoprofiel dat door het pensioenfonds geschikt wordt geacht voor de deelnemers?
Daarbij redeneert de bestuurder al snel dat de deelnemers zelf niet goed kunnen oordelen over een voor hen geschikt risicoprofiel. Het onderwerp pensioen in het algemeen en risico’s van pensioenen in het bijzonder wordt te complex geacht voor de gemiddelde deelnemer. Dit is geen rare gedachte: uit onderzoek blijkt dat verschillende gedrags-biases sterk bepalend zijn voor antwoorden die deelnemers geven op risicovraagstukken. Zo kan exact dezelfde vraag, op een andere manier geformuleerd, compleet andere antwoorden geven. Pensioenfondsen hebben dan ook snel de neiging om zelf te bepalen wat goed is voor hun achterban. De resultaten uit risicopreferentieonderzoeken worden vervolgens vrij geïnterpreteerd, zodat ze aansluiten bij de eigen visie.
Risicopreferentie: risicodraagkracht en risicobereidheid
Maar wat is risicopreferentie eigenlijk? Risicopreferentie bestaat uit risicodraagkracht en risicobereidheid, ofwel het risico dat men kan lopen en het risico dat men wil lopen. Willen gaat over emotie; hoe voelt u zich als uw verwachte pensioenuitkering heftig schommelt? Kunnen gaat over feiten; wat zijn de mogelijkheden op basis van inkomen, vermogen, uitgaven, leeftijd, carrière en toekomstperspectief om tegenvallers op te vangen? Een extra uitdaging ontstaat als de draagkracht (= kunnen) niet in overeenstemming is met de bereidheid (= willen).
In de praktijk blijkt bijvoorbeeld soms dat jongeren een lage risicobereidheid hebben, terwijl hun draagkracht erg hoog is. Als er vooral waarde wordt gehecht aan de bereidheid, dan wordt weinig risico genomen en moet de ambitie wellicht naar beneden worden bijgesteld. Als er vooral waarde wordt gehecht aan de draagkracht, dan resulteert een hogere kans op ontevredenheid bij deelnemers doordat het pensioenkapitaal sterk schommelt.
“Goed risicopreferentieonderzoek kijkt naar zowel bereidheid als naar draagkracht”
Inzicht
Hoe kunnen pensioenfondsen hiermee omgaan? Hierbij zijn twee zaken van belang. Het eerste is goed inzicht. Een goed risicopreferentieonderzoek kijkt zowel naar de bereidheid als naar de draagkracht. Zowel de AFM1 als Netspar2 concluderen dat er in onderzoek naar de risicobereidheid ruimte voor verbetering is. Het is niet voldoende om te vragen of iemand goed slaapt na een slechte beursweek. Beide instanties adviseren om kwantitatieve wetenschappelijk onderbouwde methodes te gebruiken. Netspar beveelt daarnaast aan om een combinatie van technieken te gebruiken, rekening te houden met gedragsbias.Bij het meten van draagkracht is het belangrijk om het complete beeld van iemands financiële situatie in kaart te brengen, dus meer dan alleen het pensioen dat is opgebouwd bij het betreffende pensioenfonds. Ook zaken als AOW, andere pensioenpotten, vermogens, hypotheken, etc. bepalen de draagkracht. Gelukkig komen er steeds meer mogelijkheden om deze informatie van verschillende instanties samen te brengen, om als pensioenfonds een completer beeld te tonen aan de deelnemer.
Communicatie
Ten tweede is een goede communicatie met de deelnemers van belang, om het risico op ontevredenheid te beperken. Pensioenfondsen zijn als niet-commerciële instelling nog niet gewend om veel aandacht aan communicatie te besteden. Via communicatie kan echter aan de deelnemer worden uitgelegd waarom bepaalde beleggingskeuzes worden gemaakt. Belangrijk hierbij is dat de communicatie begrijpelijk is en dat er een realistisch, dus niet te rooskleurig, beeld wordt geschetst. In het huidige digitale tijdperk is veel mogelijk, bijvoorbeeld via segmentatie en digitale klantreizen. Daarnaast kan ook alvast worden nagedacht over aanvullende communicatie als er zich een financiële crisis voordoet. Bijvoorbeeld welke argumenten worden ingebracht en hoe worden deelnemers geïnformeerd over vervolgstappen als de crisis verergert?Hoe verder
Hopelijk kan de energie die de afgelopen jaren gestoken is in de zoektocht naar het perfecte pensioenstelsel, nu worden ingezet voor de deelnemer. Pensioenfondsen moeten uit de comfortzone van de anonieme collectiviteit komen:
- Zorg voor inzicht in het totale financiële plaatje
- Wees niet vooringenomen over de risicopreferentie van deelnemers, maar vraag deze serieus uit
- Leg uit waarom je bepaalde beleggingskeuzes maakt.
Op die manier heeft het verplichte risicopreferentieonderzoek ook echt toegevoegde waarde.
-